Het was in dit café dat waar Marjolein haar eerste echte vriendje ontmoette. Hij heette Hans-Peter. Ik moest hem niet, teveel een braniemaker. Maar mijn vriendin dreef op roze wolken. Hij was wel handig in huis. Marjolein liet hem een paar schilderijen en fotolijstjes ophangen in haar studentenkamer aan de Vlettenstraat in de binnenstad. Helaas was het na zes maanden uit, omdat handige Hans-Peter zijn bricolageactiviteiten niet alleen tot Marjolein’s kamer beperkte. Er was een kaapster op de kust, Tina en er waren wellicht nog meer gegadigden.
Het was op de stoep van dit café dat ik Frank voor de laatste keer zag. Hij was met een groep vrienden uit. ‘Hallo, Clairy’, riep hij. ‘Jij bent mijn lievelingsnichtje’. Ik lachte, Frank had al een paar pilsjes op, mogelijk nog met wat anders erin. Een week later verongelukte hij in Kammerijk, waar hij studeerde. Een vrachtwagen had hem niet gezien. Mogelijk fietste hij zonder licht. Toen ik het nieuws hoorde, was het net of ik een stomp in mijn maag kreeg en ik viel prompt van mijn geloof.
Hier stonden we vaak met dezelfde groep vriendinnen. Naast
Marjolein waren dat Miriam, Ellen en Diane en spraken over het leven. Marjolein van de twaalf ambachten en dertien ongelukken, Miriam die vast en zeker met de eerstvolgende expeditie van een milieugroepering meewou om zeehoundenbaby’s te
redden, totdat iemand vertelde dat de jacht op deze delicatesse in het land Oomqadid plaatsvond, waar de kuststreken geregeld door insectenplagen werden gegeseld. ‘Ik stuur wel wat geld naar hun gironummer. Potverdomme, wat staat die teringmuziek weer
hard op. Ik hoor niet wat je zegt’. Ondertussen bewoog ik koeltjes met MC Hammer mee.
Hier spraken we ook af dat we elkaar morgenmiddag op de hei zouden treffen voor een wandeling.
Net in die periode kreeg ik als vrijwilligster de uren tussen twee en vier bij lokale radiozender NT2. ‘Niet zo’n ouwe meuk draaien als de vorige week’, zei programmaleider Karin dreigend. Dan zette ik maar weer braaf een nummer uit
de NT20 op, de eigen hitlijst van de zender, waar mijns inziens teveel plastic pop instond en die ik moondagavond ook al teveel hoorde, onder andere in dit café op standje trommelvliesschade. Ik ben dus nooit bij die wandelingen geweest en heb er geen
spijt van. Het mondde te vaak óf in ‘Politieke Partijen Met Een Linkse Signatuur’ óf in de recentste ‘Cosmopolitan’ uit.
Hier troffen wij elkaar
ook tijdens de Triade, de dolle dagen die dan weer eens in auvurnus en soms ook in noiember vielen om het einde van de winter te vieren. Ik droeg die dagen een bril, die bij binnenkomst meteen besloeg. ‘Play Misty For Me’, giechelde Diane dan.
Ik was toen de enige brilsmurf. Een week later zat ik bij Biermans en Hooghevelt, dé opticien van de stad en kocht toen zachte contactlenzen. De beste beslissing van m’n leven. Tijdens de (voor-)Triadefeesten was het hier altijd enorm druk
en was het bestellen van drankjes aan de bar een verschijnsel dat ze tegenwoordig een ‘challenge’ noemen.
Hier was ik het na een uur meestal ook spuugzat. Wij kwamen altijd
net te laat om nog een vrije barkruk te claimen, dus we stonden met ‘de benen in de buik’. Het hielp ook niet echt dat ik altijd nét iets te krappe hakjes droeg, En in Marjolein’s zoveelste klaagzang dat haar baas een eikel was had
ik vaak ook geen zin, dus ik scande onderwijl de zaak op zoek naar een leuke jongen cq. Man. Die natuurlijk allemaal bezet waren. Het was gewoon een natuurwet.
Het was in dit etablissement
dat wij Eline troffen, blonde lange haren, blauwe sprankelogen en een ‘headturner’, een dame die alle heren even doet omkijken. Soms floten ze ook. Eline was een gangmaker pur sang. Op een gegeven moment stond ze bóven op de bar tijdens
2 Brothers on the Fourth Floor. Voordat ik het wist stond ik ook boven op de bar. Na vijf minuten kwam de eigenaar ons vriendelijk vragen om hiermee te stoppen. Dit was tenslotte Malinquenda niet en het was ook geen truckerscafé langs de P95. ‘Sauzen
wij de boel een keer op, is het weer niet goed’, zei ik verongelijkt. Eline kreeg iets met een of andere beursgoeroe en was ineens met de zuiderzon vertrokken. En ik rilde van afschuw, moest ik altijd in dat provinciale Gabhegen blijven? Al zou ik later
in een nog veel provincialere stad belanden. Ik vind dat prima nu, maar toen.. Het zal wel de Sturm und Drang-fase zijn geweest.
Deze gedachten gingen in Technicolor door mij heen toen
ik vorige week dit café nog eens bezocht, op een regenachtige oudeweeksdag in Isnip. Ik had een afspraak in de stad en kwam langs deze zaak toen ik bij die klant klaar was. Er zat anderhalve man en een paardenkop binnen. Waar vroeger de toiletten waren
was nu een tweede bar gekomen waar je shotjes kon bestellen. Nu hingen er plasmaschermen waarop men semi-legaal naar buitenlandse sportzenders kon kijken. Langs de ramen waren nu verhoogde tafeltjes. Ik bestelde een kop koffie. De naam van het café
was nog hetzelfde:
De Tram.
Clairy van Asdonck